264 PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN. van den troon, behoorde het tot zijn eerste regeerings- handelingen om op den 28stel' November 1840 aan Prins Frederik den rang en de waardigheid van Veldmaarschalk op te dragen. Willem II huldigde op die wijze de groote militaire verdiensten van zijn trouwen helper in de jaren, welke de troonsbestijging van Neerlands Tweeden Koning zijn voorafgegaan. Eerst op 28 Juni 1868 werd Prins Frederik op zijn verzoek ontheven van het door hem sedert den 8steu April 1849 waargenomen oppertoezicht over de verschillende korpsen van het leger, welks lotwisselingen hij niettemin met onverdeelde belangstelling is blijven volgen. In het Pruisische Leger was de Prins op den 10den September 1840 benoemd tot Generaal der Infanterie. Sedert 1 Juli 1874 bekleedde Z. K. H. als Kolonel- Generaal met den rang van Veldmaarschalk één der hoogste militaire waardigheden in Duitschland.' Aangezien Prins Frederik op 25 Mei 1816 in het belang van de éénheid der Nederlanden in 1839 niettemin ver broken zijn rechten op de Nassau’sche erflanden had afgestaan, werd hij tot geen openbare staatkundige rol geroepen, en nam als ’s Konings tweede zoon geen rechtstreeksch deel aan de regeering. Ofschoon toegerust met uitmuntende gaven voor het bestuur, heeft Prins Frederik er nimmer naar gestreefd om eenigen in vloed op den gang der staatszaken uit te oefenen. Naast den troon behield Prins Frederik steeds met groote waardigheid zijn plaats. Voorstander van een geleidelijken vooruitgang, hechtte de Prins vooral hooge waarde aan de prerogatieven van de kroon. Hij eer biedigde elke eerlijke overtuiging, maar wantrouwde overdrijving bij alle partijen. De weinige plichten, die het staatsleven aan Prins Frederik oplegde, heeft hij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 402