271 PRINS FREDEMK DER NEDERLANDEN. meer nam, van en rechtstreeks, althans niet in het openbaar deel aan de staatszaken, bleef hij volledig op de hoogte al hetgeen voorviel op het gebied van buiten- binnenlandsche staatkunde, legervorming, wetgevende arbeid, letterkunde enz. Menigmaal heeft het morgen rood den grijzen Vorst verrast bij het bestudeeren van een of ander wetsontwerp. In jeugdige jaren woonde hij somwijlen muziekuit voeringen en tooneelvoorstellingen bij, later kwam hij daar alleen, wanneer feestelijke gelegenheden zijn tegen woordigheid vefeischten. Dan ontbrak Prins Frederik nimmer. Zijne warme belangstelling in „Caecilia”, vooral in de Nationale zangschool te ’s-Gravenhage heeft getoond, dat de Vorst groote waarde hechtte aan de toonkunst als hulpmiddel van opvoeding en beschaving. Nooit verzuimde de Prins te voldoen aan de plichten, die zijn waardigheid hem bij de samenleving in hoogen maatschappelijken kring oplegde, hoewel de vervulling dier verplichtingen hem op hoogen leeftijd zwaar vielen. Bij voorkeur verpoosde de Prins buiten op het lustoord „de Pauw”, waaraan van tijd tot tijd het verblijf der Prinses van Wied, dochter van Zijne Koninklijke Hoog heid, en Zijner kleindochter, de Kroonprinses van Denemarken, beiden met Hoogst Derzelver kinderen voor den grijzen Vorst zooveel bekooring schonk. „De Pauw” blinkt als het keurjuweel in de reeks vorstelijke bezittingen langs den statigen, breed beschaduwden straatweg van ’s-Gravenhage naar Leiden, aan wéers- zijden waarvan liggen Backershagen, Eikenhorst en het oude Huis ter Horst. Al deze spreken van lang vervlogen tijden, toen de edele Nassauers het woud deden weer klinken van hunne jachthoorns. Nog lispelt het hooge geboomte nabij het Huis ten Bosch den naam van den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 409