285 KONING WILLEM III. ü’geten wij Het Protestantsche Nederland, dat onder Thorbecke’s ministerie, en regeering, een schok had moeten doorstaan, die dreigde zelfs scheuring te brengen onder de kinderen van één en hetzelfde Vaderland, en de geloofstwisten van de 16e eeuw te vernieuwen, herademde, waar het misschien, zij het ook maar even, getwijfeld had aan den Protestantschen geest van onzen Koning, toen die Vorst een gedeelte van den grond, en de gebouwen van zijn Koninklijken Vader, geheel uit vrijen wil beschikbaar stelde ten behoeve van de Nederduitsch Hervormde Gemeente te ’s-Gravenhage, waar het bleek, dat in dit zich uitbreidende stadskwartier een vierde kerk noodig was, om den geloovigen gelegenheid te geven op te Eerste steenlegging v. h. Monument in 't Willemspark 1863. uitingen van dien Vorst, welke zoo zeer bevestigd hebben hoe diepgaand het besef van Koning Willem III was, om den band tusschen Hem en zijn Volk zoo nauw mogelijk toe te halen, en te versterken, en het bewijs te leveren, dat Hij meer dan zijn plichten als Koning deed om dat volk voor te gaan in wat nuttig en noodig was tot zijn geluk. Slechts een tweetal punten wil ik voorop stellen, zij het ook, dat ik het betreur door plaatsruimte daar toe genoodzaakt te worden. Koning Willem III, die eenmaal sprak „vergeten wij Leden van het Huis van Oranje niet, dat wij nooit, ja nooit genoeg voor het Nederlandsche Volk kunnen doen,” verdiende reeds voor lang een monument. Deze enkele regelen mogen een paar opschriften daartoe aangeven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 424