288'
KONING WILLEM III.
Dat ’s Hoeren zegen op Hem daal’
Zijn gunst in Christus Hem bestraal’
Hij schiep ’t heelal, zijn naam ter eer,
Looft, looft dan aller heeren Heer.
de Willemskerk gehouden. Eene aanzienlijke schare vulde
het schoone en groote kerkgebouw. Voorganger was
Ds. H. L. Oort, die tot tekst gekozen had 2 Kon.
VIII29“ „dat uwe oogen open zijn, nacht en dag
over dit huis, over deze plaats, waarvan Gij gezegd
hebt: Mijn naam zal daar zijn.”
Was de Koninklijke gever ook niet persoonlijk aan
wezig, aan eene door Z.M. afgevaardigde commissie
werd het overbrengen van den dank der Gemeente
opgedragen, terwijl de Gemeente zich vol geestdrift
vereenigde in het afsmeken van ’s Heeren zegen over
’s Konings hoofd en huis, zingende van Psalm 134,.
het 3e vers:
Waar de Nieuwe Kerk in de hoofdstad des rijks de
herinnering bewaart aan de plechtige inhuldiging van
onzen Koning, of die van het naburige Delft onder het
vaderlandsche Eeregraf het stoffelijk overschot van
onzen koning bergt, rustende bij de illustre voorzaten van
zijn geslacht, zoo is ook deze kerk door de geschiedenis
van hare stichting, en door den naam .Willemskerk”, die,
zonder afspraak, van den beginne af, haar als bij intuitie
is gegeven, de schoone getuige niet alleen van de edel
moedigheid van dezen Vorst, maar ook van een vasten
heiligen band, die op onzen bodem Vorst en Volk
vereenigt. Dat is eene vereeniging, die door ouderdom
eerbiedwaardig, door diep ingrijpen in de teerste be
langen krachtig is. Of zegt het de geschiedenis des