290 KONING WILLEM III. 8 Januari bericht doorbraak had plaats gehad, de geheele Bommelerwaard diep, onder water werden gezetnienschen en vee, hetzij noodlottig oinkwamen, of dagen en nachten nijpende koude, gebrek en ellende moesten doorstaanhave en goed verloren ging en aan de dijken bijna onherstelbare schade werd toegebracht. De winter van 1860 op 1861 was zeer streng. Toen dan ook eenmaal de dooi inviel, ongeveer het begin van 1861, was men dan ook beducht, en terecht, dat de ramp van 1855 zich allicht zou kunnen herhalen, vooral daar de rivieren bijna tot aan den bodem waren bevroren, en ijsverstoppingen, bij zwaren ijsgang en grooten aan voer van waterbij stoppende winden ’t ergste konden doen vreezen. ’t Verwondert ons dan ook niet, dat in de Courant van 6 7 Januari onder de gewone weerberichten de zooveel zeggende regels voorkwamen: „de buitengewone riviercorrespondentie is ingesteld.” Deze maatregel kon echter niet verhoeden, dat reeds in het daarop volgende nommer van werd, dat bij Brakel een waarop de inundatie van volgde. Volgt men nu de couranteberichten dier dagen, dan worden de rivier- en ijsberichten van oogenblik tot oogen- blik onheilspellender, en al heel spoedig vond men niet alleen onder de advertentiën allerlei uitgaven opgesomd, waarvan de baten ten goede van de watersnoodlijdenden zouden komen; uitvoeringen aangekondigd, waarbij de zangkunst en het tooneelspel dienstbaar werden gemaakt om den armen en lijdenden natuurgenoot in zijn grooten nood bij te staanmaar getuigen ook berichten en mededeelingen van de groote rampen die een der wel varendste provincies hadden geteisterd, en de pogingen,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 430