292 KONING WILLEM III. aan ook en aandoénlijk tevens een Vorst te zien, die, al zwaait Hij Zijn scepter over een Koningrijk, bewogen is met, en, van harte deelneemt in het lot van den armen hut bewoner, als hij door watersnood van alles beroofd is”. Den anderen morgen was Z. M. reeds te half 10 uur te Zalt-Bommel, om niet alleen een bezoek te brengen aan de noodlijdenden in hunne verblijfplaatsen, maar ook aan de door de dijkbreuk geteisterde dorpen Nieuwaal en Zuilichem. Het moet een fantastisch gezicht zijn geweest, toen de beide Vorsten, Prins Hendrik vergezelde alom zijn Koninklijken broeder, op groote schouwen ingescheept, in den laten avond van 26 Januari met fakkels verlicht herwaarts keerden, om weder den anderen morgen (Zondag 27 Januari) Bruchem en Kerkwijk te bezoeken, en den anderen dag over Rossum en Driel naar ’s Her- togenbosch te vertrekken. „De indruk, zoo schreef men uit Zalt-Bommel, dien Z. M. hier heeft achtergelaten is groot;” en kon het ook wel anders? Lezen we de correspondenties uit die dagen dan worden we getroffen niet alleen door den geestdriftvollen en dankbaren toon die er uit spreekt, maar voornamelijk door de beminnelijkheid van den Vorst, die voor ieder ongelukkige een vriendelijk woord over had. die met milde en kwistige hand gaven uitdeelde, of toezegde die zich te midden der lijdende bevolking bewoog als een vader te midden zijner kinderen. Aandoénlijk moet het oogenblik geweest zijn, toen bij het afscheid, o. a. Hurwenens, door het bijzijn van den Koning zoo zeer bemoedigde inwoners, een lang „Leve de Koning” deden klinken, waarvan de nagalm nog lang aanhield, en den Vorst bereikte, nadat de avond-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 432