294 KONING WILLEM III. zijn van het ramp was een lengte in den wijzen raad des Allerhoogsten besloten, om nog een nieuwe ramp over Nederland te zenden. Van oogenblik tot oogenblik stegen de verontrustende berichten omtrent ijs en waterhoogte, en weldra vernam men de mare, dat bij Leeuwen een doorbraak had plaats gehad, nadat ook de dijk te Babberich was bezweken. Nog voor de terugkomst op het Loo bezocht het drietal Vorsten, na over Vianen en Utrecht de reis tot Arnhem te hebben voortgezet, wijl men te Tiel, noch te Kuilenburg de rivier had kunnen passeeren, de laatste overstroomde streek, om daarna, van dien tocht op het Loo te zijn aangekomen, zich onmiddellijk naar de plaats van het nieuwe onheil: Leeuwen, te begeven. Deze ramp was veel ontzettender. Op een lengte van 200 tot 300 el was de Maasdijk weggeslagen, zoodat ongeveer een 20-tal dorpen onder water en ijs geraakten, en niettegenstaande de val, die hier en daar door deze doorbraak viel waar te nemen, bleven de berichten steeds verontrustend. Zelfs vreesde men een nieuwe doorbraak van den Moerdijk. Tiel werd op 2 Februari door de Vorsten bezocht, en vandaar uit werd door den Koning, vergezeld van de Prinsen een bezoek gebracht aan Leeuwen, om de verschrikkelijke dijkbreuk te bezichtigen, en troost en bemoediging te brengen in de harten der verslagen bewoners dier streken. Na dat bezoek; na afwisselend, van 24 Januari af, zich bewogen te hebben in de verschillende geteisterde streken, waarbij ook door den Koning behalve het leed van den treurigen aanblik, allerlei ontberingen waren geleden, kwam het bericht in den Haag, dat de Koning op Zaterdag 9 Februari in de Hofstad zou wederkeeren. De geestdrift om den Koning een gepaste hulde bij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 434