318
HENDRIK, PRINS DER NEDERLANDEN.
volhouden,”
vele anecdoten in omloop zijn, had zijn kommandant,
den prins, altijd voorgehouden, dat hij nooit een
Belgische loods zoude nemen onder welke omstandigheden
ook, maar de prins had dergelijke uitingen altijd
stilzwijgend aangehoord. Maar nu miste het en men
ontwaarde bij ’t loodsen eene verontrustende ondiepte.
De overste was niet op zijn gemak, en toen er een
Belgische loods langszij kwam, zeide hij: „Hoogheid,
daar is de loods, we zullen hem maar overnemen,
vindt u niet?” „Is ’t een Hollander”, vroeg de
prins, en op het ontkennend antwoord: „maar overste,
hoe moet ik nu uwe beweringen over Belgische loodsen
opnemen. Nu zeg ik, alleen een Hollander zal ons
binnenloodsen.” En de Belgische loods kon vertrekken.
Gelukkig daagde er nog voor de duisternis een
Hollander op, die het schip den volgenden dag behouden
te Vlissingen binnen bracht.
Ook wordt het volgende verteld. In 1845 zeilde
Zr. Ms. fregat „Rijn” bij mistig weer nabij New-found-
land. Men liep een flinke vaart, want hoewel mistig,
stond er vrij veel wind. Tot verwondering van elk der
opvarenden bleef men met bekwamen spoed doorzeilen,
en menig officier kon eenigen onrust niet geheel ver
bergen. De prins scheen dit te bemerken, en vroeg
den officier met de tijdmeters belast op een zeekaart
wijzend: „onze berekeningen klopten, dus moeten we
hier staandan moet alles gereed gemaakt
worden om te kunnen ankeren!”
Intusschen werd er doorgezeild, vlak onder de rots
achtige kust zonder dat men iets zag.
„Wij zullen ’t nog een halve mijl zoo
riep de prins den overste Bijl de Vroe toe.
En toen de halve mijl was afgelegd, trok de mist