358
DE DOMEINEN VAN HET HUIS VAN ORANJE.
om te
Behalve de Prins Friso, Stadhouder van Friesland c. a. en
de Koning Frederik Wilhelm I van Pruisen, waren er nog andere
pretendenten op de nalatenschap van Willem lil, met name de
Prinsen van Nassau-Siegen, van Anhalt en van Conti, die echter
op den achtergrond bleven.
„van den Heere Prins Casimir van Nassau, tegen-
„woordigh Stadhouder van Vrieslant, in alle soo leenen
„als allodiale goederen die wij met er doot sullen comen
„te ontruijmen ende naer te laten”, tot executeurs
aanstellende de Staten-Generaal der Vereenigde Neder
landen. Maar hetzij dat de Prins-Koiiing zich door
voorvaderlijke beschikkingen niet gebonden achtte,
hetzij dat hij die niet kende, al spoedig bleek het dat
niet allen met deze testeering tevreden waren, met
name kwam de Koning van Pruisen voor zijn recht
op „gefondeert op het perpetueel Fideicoinmis in het
„Huis van Nassau-Oranje op ’t recht van eerstgeboorte,
„en in faveur van de Vrouwen bij gebrek aan Mans-oir
„vastgesteld”
Een verdediger der belangen van den Pruisischen
Koning plaatste zich op het standpunt om den over
leden Vorst te vrijwaren voor de verdenking van eigen
dunkelijkheid en overtreding van het recht, en beweerde
dat niemand, allerminst de Prins-Koning zijn neef
Friederich Wilhelm I zou hebben willen benadeelen,
hij was toch voortdurend met hem bevriend en „liet
hem zelfs in de kerkelijke gebeden herdenken”. Misschien
niet ten onrechte voerde deze verdediger aan dat een
ieder die zijn testament maakt wordt geacht te hebben
willen disponeeren over het zijne, maar niet over dat
eens andersbij het interpreteeren van een uitersten
wil moet men trachten dien staande te houden en niet
werpen, en dit behoefde hier volstrekt niet te