359 DE DOMEINEN VAN HET HUIS VAN ORANJE. vaderszijde, deze komt te van dien een van Mans-oir voornoemden slechts aannam dat onze den voornoemden Koning hetgeen geschieden wanneer men i Willem III de rechten van volkomen erkende en slechts disponeerde over zijn eigen Stamhuis onbestreden toekwam. Hoe dit zij, wij hebben naast ons liggen een lijvig, gedrukt dossier van „autentijke stukken en bewijzen wegens het recht der erfmaking” van Prins Willem III glorieuzer gedachtenis”, waarin onderanderen voorkomt „kortbondige, klaare en nadere bewijsredenen op en tegen de korte remarques” omtrent het erfrecht van meergenoemden Koning die 34 groote kwarto-bladzijden beslaan, terwijl het „kortbondig onderzoek en bericht, „rakende het onbetwistbaar en onwedersprekelijk Recht „van Z. M. den Koning van Pruisen tot de nalaten schap en successie van zijn Grootvader Prins Frederik „Hendrik, Hoogloffelijker gedachtenis” met een paar toelichtingen nog wel driemaal zoo wijdloopig ismen spare ons derhalve den gang van het proces te volgen, waarvan het resultaat was dat eerst in 1734 de defini tieve scheiding tot stand kwam, maar wèl dient meêge- deeld te worden waardoor het geschil werd geboren. Die oorzaak vindt men in het testament van „René, Prins van Orangen”, gemaakt den 20 Juni 1544 en dat ook zeer lijvig is maar als kern bevat de volgende beschikking: tot universeel erfgenaam bij overlijden zonder wettige kinderen (hetgeen plaats greep) wordt gesteld de oudste zoon van zijn oom van vaderszijde, den Heere Willem van Nassau of zoo overlijden Graaf Willem, of' bij gebrek ander naaste Mans-oir, en bij gebreke de naaste Vrouws-oire gesproten van Graaf Willem (onze Prins Willem I), enz. Deze woorden beslissen de kwestie, en zonder ons bezig te houden met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 496