360
DE DOMEINEN VAN HET HUIS VAN ORANJE.
de testamenten van diens zonen, Philippus, Wilhelmus
en Maurits, waarop ook reeds iets viel aan te merken,
vermelden wij dat Prins Frederik Hendrik geheel in
den geest van Prins René op 16 Januari 1644 bij
testamentaire beschikking bepaalde, dat zijn zoon
Willem II en diens wettige descendenten eenig erfgenaam
van al zijne goederen, renten, enz. zullen zijn, doch
bij gebreke daarvan, als hij (Willem) komt te overlijden
en geen wettige kinderen nalaat, zijne dochter Louise
en hare wettige descendenten.
Frederik Hendrik zorgde bovendien mede op andere
wijze voor zijne vier dochters, want zoo lang een
afzonderlijke hofhouding voor den zoon geen vereischte
was, moest het gezin bijeen blijven en de Douairière
bleef het hoofd, althans tot de Prins 20 jaren telde;
zij was Voogdes in den ruimsten zin des woords en
„zou ongetwijfeld wel zorgen voor het maintiennement
van de grootheijt, eere, luijster, digniteijt en hoogheijt
van den Huize”.
De broeder moest telken jare aan ieder zijner zusters
uitkeeren f 6000.voor hare toiletten en 2000.voor
hare minutez (menus plaisirs?) en bij huwelijk aan de
oudste (Louise) f 250000.en aan elk der drie overige
f 150000.als gift schenken.
Prinses Louise huwde, met den Keurvorst van Bran
denburg en had tot wettig afstammeling haar zoon,
den Koning van Pruisen, die thans aanspraak maakte
op zijn aandeel, hetgeen het bekende gevolg had dat
aan dezen Frederik Willem I werd toegewezen: het
Ambt van Montfort in Oppergelder, de Heerlijkheden
de Zwaluwen, Klein-Waspik, Naaldwijk. Wateringen,
Honderdland, ’s Gravenzande, het Huis te Honsholredijk
en het Oude Hof te ’s Gravenhage, allen in het gebied