361
DE DOMEINEN VAN HET HUIS VAN ORANJE.
van de Republiek liggend; ook het Prinsdom van
Oranje stond Prins Friso aan dien Koning af, doch
deze had dit zich daartoe gerechtigd achtend -
reeds in 1713 aan de Fransche kroon overgegeven.
Den titel bleef de Prins echter behouden.
De dood van Willem III had nog anderen ongunstigen
invloed op de bezittingen: ’s Landsstaten ontnamen den
titel van Hooge Heerlijkheid aan het Loode Staten
van Utrecht verklaarden voor vervallen de Hooge
Jurisdictie en Heerlijkheden van de Eemnessen, Baarn,
Soest en Eemsbrugge (het Huis te Soestdjjk was door
den overleden Vorst toebedeeld aan Jan Willem Friso")
in 1732 besloot Zeeland op aandrang van Holland de
Markgraafschappen van Vlissingen en Vere te vernietigen
en de soevereiniteit aan zich te trekken.
Gelukkig hield het hierbij op, doch nog gelukkiger
was het, dat nauwelijks de omwenteling van 1747 tot
stand gekomen zijnde, met verdubbelde liefde voor
Oranje, alles wat in Gelderland, Utrecht en Zeeland
ontnomen was aan Willem IV werd teruggegeven en
reeds in 1748 het Graafschap Kuilenburg door de
Staten van het Kwartier van Nijmegen aan den Erf
stadhouder geschonken, terwijl Prinses Anna, na den
dood van haar gemaal Willem IV. van Frederik II
Koning van Pruisen, voor 705000.terugkocht al
de aan die familietak in 1732 binnen de grenzen der
Republiek toebedeelde goederen, met uitzondering van
het Ambt van Montfort dat eerst in 1769 door Willem V
werd teruggekocht.
Het geslacht Steenhuis verkocht in 1770 de Heer
lijkheid Oploo voor ƒ75000.aan den Stadhouder, die
haar bij Knik inlijfde; voorts werden voor 600000.
de Hooge Heerlijkheden Borkeloo en Lichtenvoorde van