363 DE DOMEINEN VAN HET HUIS VAN ORANJE. Maart 1795 had de revolutie zich zoo krachtig ont wikkeld dat die in alle provinciën voltooid was. Men kent de geschiedenis van het verloren gaan onzer nationale onafhankelijkheid en wij beperken onze mededeelingen derhalve tot de domeingoederen van Oranje. In de Nationale Vergadering, representee- rende het Volk van Nederland, gehouden op 6 April 1796, werd door den burger van de Kasteele voorgesteld om de goederen van den gewezen Stadhouder „door de wapenen der Fransche republiek geconquestreerd en aan de Bataafsche Natie gecedeerd”, onder eene nationale administratie te stellen, en daartoe werd besloten; tevens werd gelast om die goederen allengs en bij geschikte gelegenheden, ten meeste profijt der Natie en der crediteuren „te distraheeren en te ver- koopen” en inmiddels op de minst kostbare wijze te administreeren waartoe negen Burgers-representanten werden gecommitteerd. Als het ware met één penne- streek was derhalve het roemruchtig Huis van Oranje beroofd van al zijne domeinen en bezittingen, en dat wel voor het grootste deel voor altijd, al schonk de Wet van 26 Augustus 1822, naar aanleiding van Art. 30 en 31 der Grondwet althans eene geldelijke vergoeding; de aanhef dier wet schenkt ons een inzicht omtrent hare bedoeling en luidt aldus: „Wij Willem I, Koning enz.; in mindering der som „van ƒ2,400000.jaarlijks, welke Ons naar luid van „Art. 30 der Grondwet uit ’s lands kas moet worden „betaald, en in gedeeltelijke voldoening derzelve, ter „concurrentie van 5 tonnen gouds, aanvaarden wij in „vollen eigendom, alspatrimonieelgoed, zooals aan Ons bij „deze in vollen eigendom, als patrimonieel goed worden „overgedragen de domeingoederen hierna vermeld.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 500