388 HET TEGENWOORDIGE PALEIS IX HET NOORDEINDE, ENZ. de lasten waarmede de boedel bezwaard was, bedroeg liet jaarlijksch inkomen van jonkvrouw Marie netto 1861 W 4 sch. 9 penn. Daarvan betaalden zij haar jaarlijks 800 IK en Le Grandt 500 U' uit, terwijl hij ook na haar overlijden in het volle bezit van die lijfrente zou blijven. Beide heeren staken dus voor hun moeite jaarlijks 560 'if 4 sch. en 9 penningen in den zak. Na overlijden van jonkvrouw Marie moesten zij Anna de Chanu 25000 gulden uitkeeren en verder nog eenige schulden aflossen tot een totaal bedrag van 38531 IK 15 sch.; maar daar de waarde van de goederen van jonkvrouw Marie op een totaal bedrag van 67416 17 sch. 6 d werd geschat, bleef ook hiervan een aardig kapitaaltje over. Met dit contract waren beiden eerst bijster in hun schik geweest, maar goede vrienden hadden hen ten slotte doen inzien dat zij leelijk gefopt waren en hun helpers in den nood een ongeoorloofde woekerwinst behaalden, want dat die jaarlijksche uitkeering aan Jonkvrouw Marie .niets anders was dan een lijfpensie tot haren lijve staende, welcker lijfpensie men wel coopen zoude ten hoechsten den penninck 7, waertegens (Jan Franchois en zijn vennoot) genietende waren ten minsten den penninck 16.” Zij verzochten daarom en verkregen van „luieren geestelicken oversten absolutie van de voorss. eede ofte meer van den beloften ende verbanden bij hem onder eede gedaan ten fyne omnie tot recisie ende annulatie van den voorss. onrechtvaerdigen contracte te mogen geraecken” en stelden nu voor het Hof van Holland tegen Jan Franchois en Mr. Jacob van den Eijnden een eisch in tot vernietiging van het contract en teruggaaf van hunne goederen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 523