401
HET TEGENWOORDIGE PALEIS IN HET NOORDEINDE, ENZ.
zijnde een
thuyn ende hoff vant voirss. buys nair daete vant
zelve accoort geschyet zijnde”, veel in waarde was
verminderd, zoodat „die conditie belangende die ver-
coopinge vant zelve buys ende die distributie van
penningen, die daer van comen mochten over langen
tijt geheel ende al gecesseert hadden.”
Het Hof van Holland vond dit argument evenwel
niet steekhoudend. Mr. Pieter werd verklaard te wezen
„quaet opposant” en den 4™ November 1594 werd de
verlangde acte van willig decreet verleend.
Daar Jacob Wissel zich op dat oogenblik in Brabant
ophield kon de overdracht evenwel geen plaats hebben
en daar men in Januari van het volgend jaar nog
niets van hem had vernomen, waren den heer Van
Brandwijck intusschen reeds twee aanbiedingen gedaan
om den koop over te nemen.
Alvorens hierover in onderhandeling te treden gaf
hij daarvan kennis aan de Staten van Holland de
huurders van het huis en bood hun de voorkeur
aan. De Staten besloten hierop in hunne vergadering
van den 11™ Januari 1595 „na rijpe deliberatie” den
koop overtenemen en beloofden tevens den eigenaar
„jegens den voorss. Wissels te indemneren, kosteloos
ende schadeloos te houden.”
Mr. Pieter van Persijn, die zich bij de sententie van
het Hof niet had kunnen neerleggen, dreigde de Staten
dat hij bij den Hoogen Raad in hooger beroep zou komen.
Hun Edel Groot Mogenden lieten zich evenwel niet
bang maken. Zij ontboden Mr. Pieter in hun vergade
ring van den 27™ dier maand en gaven hem in over
weging om zijn aandeel in de koopsom -
derde gedeelte in ontvangst te nemen.
Hoewel hij inderdaad in een request aan den Hoogen
26