403
HET TEGENWOORDIGE PALEIS IN HET NOORDBINDE, ENZ.
gebracht. Zoo was in 1603 een nieuwe paardenstal ge
bouwd en de oude stal tot turfschuur ingericht, daar
men „tot noch toe turf boven op de solders heeft
moeten leggen tot groote des-commoditeit ende apparent
dangier van deselve huysinge.”
De Staten waren in alle opzichten welwillende huis-
heeren. maar zij zorgden er angstvallig voor hun rechten
niet uit handen te geven Zoo had de Prinses in haar
hof laten bouwen” „seeckere huysinge voor den hove
nier” zonder hierover eerst met Gecommitteerde Raden
in overleg te zijn getreden, en toen het huisje gereed
was had zij door haar hofmeester Jhr. Arnout Goudt
aan Gecommitteerde Raden laten vragen,* door wie
de onkosten betaald zouden moeten worden.
Deze, hoewel hierover volstrekt niet gesticht, hadden
evenwel besloten de onkosten voor hunne rekening te
nemen daar zij vreesden indien „de betalinge daer af
bij hare Excellentie gedaan sonde worden, daer door
eenigh recht aen des Landts huysinghe ende erve
soude moghen praetenderen,” maar zij hadden den
Hofmeester uitdrukkelijk te kennen gegeven dat voor
het vervolg „egeene timmeragien ofte metselarijen aen
des Landtshuysinge bij hare Excellentie bewoont, gedaen
sullen worden dan met voorgaende kennisse en consent
van de Staten of hare Gecommitteerde Raden”. 2)
Jhr. Arnout Goudt was een zoon van Henri en Catherine
de la Hamaide (zie Reg. v. Tr. den Haag 1595 p. 83.)
Hij had van Honing Hendrik IV van Frankrijk een adelsbrief
ontvangen zoowel voor hem als voor zijn broeders, zusters en
neven met „de qualiteyt van edele ende met insertie van
schilt, wapen ende tymbre geprocedeert van zijn voorouders
ende voornemenlijck van eenen Adam Goudt, die in 1388 ge-
volcht hadde als stalmeester een hartoge van Beyeren, grave
van Hollant”. Zie 2e Mem. Anthonis Duyck 1596. p. 300 R. A.
-) Res. 14 Febr. 1596.