-129
ORANJE TE SCHEVEN'INGEN.
uit het kastje naast de kooi
psalmen; vooral de 140ste en
haaldelijk neuriet hij (140: 3):
en bladert in de berijmde
i 141ste boeien hem; her-
Hun tongen scherpen zij als slangen;
Zij smeden valschheid en bedrog
Zij passen loos op mijne gangen,
Met monden vol van adderspog.
Vijftien uren later, klokke drie, doemt de engelsche
kust op. De wind kentert van oost naar noord.’s Avonds
negen uur valt het anker voor Wytbrith. Het drijfijs
laat niet toe naar Harwich op te stevenen. Met het
aanbreken van den dageraad loopt de Johanna Hoogen-
raad de haven binnen. Twintig Januari op slag van
negenen stappen allen behouden aan wal.
De Prinsessen met haar gevolg zijn den vorigen dag
aangekomen te Colchester in het logement The white
hart, waarheen de heeren zich begeven.
Na twee dagen van angstige spanning zijn de vorste
lijke personen weder vereenigd.
De Stadhouder schenkt den stuurlui Jan Ros en
Cliiel den Heijer elk 350. Te Scheveningen terugge
keerd, worden zij in arrest genomen en door twee leden
van het Commité van algemeen welzijn, den dortenaar
Pieter Roos Lz. en Herman Forsten interrogator
(gerechtelijk) gehoord, doch spoedig op vrije voeten
gesteld.
Jan Ros, overspannen en overprikkeld, blijft zes
maanden lijdendniet enkel is hem verweten zijn
Oranjezucht, maar ook zijn onwetendheid de brave
man kende lezen noch schrijven. Toch was hij zoo dom.
niet als de heeren meenden.