431
ORANJE TE SCHEVENINGEN.
den Graaf
Een breedwielige vrachtwagen, bespannen met drie
flinke paarden, gereden door Dirk van Duijne, staat
gereedzijn broer Jacob, later captein der schutterij
en algemeen bekend als de captein, is hem behulpsaam.
De Prins beklimt den wagen en buigt en wuift, staande,
links en rechts: het volk, als uitzinnig, klautert tegen
het voertuig en de wielen op en blijft er aan hangen
tot voor de pastorie van Ds Faassen de Heer, Keizer
straat nommer 54, alwaar de Prins afklimt. De twee
predicantsdochters ontfangen den hoogen gast, daar
dominé, de onverbeterlijke smokkelaar, het geraden
achtte zich voor eenigen tijd uit de voeten te maken,
geen lust gevoelende van de fransche guides vrije kost
en inwoning te genieten. Eenige vrouwen van Scheve-
nings notabelen dringen de pastorie binnen de tachtig
jarige schuttercaptein Simon Berkenbosch Blok, verzeld
van zijn luitenant, den reeder Hermanns Kouwenhoven
Pais, heeft moeite om tot den Prins door te dringen
en zijn overkropt gemoed uit te storten. Eenige dagen
daarna overlijdt hij. De voorzegging van den ouden
visscher is vervuld.
De stalhouder Abraham van der Harst komt vóór
met zijn rijtuig, het eenige dat Scheveningen bezit, en
vervoert zelf den Prins met Graaf van Limburg Stirum
naar Den Haag.
Het gevolg neemt plaats op twee vrachtwagens
tusschen die beiden stelt zich Van der Harst en in
vollen draf gaat het Haagwaarts. Bij de Scheveningsche
brug worden de paarden schichtig door het juichen en
wuiven der opdringende menigte. Arie Varkevisscher
grijpt onverschrokken de teugels en brengt de paarden
tot staan.
De Prins stapt af aan de woning van