470 ZINNEBEELDIGE VOORSTELLINGEN EN ORANJE-PENNINGEN.
r
4)
s)
v.
ILACIEK.-WBIEJS.
ET STATES
Engeland in 1674. Te paard zwemt hij de Boyne
over 2) en voert zijn troepen in Ierland aan. :’j. Wij
zien hem verder in de
loopgraven der belegerde
steden o a. bij het beleg
van de Graaf in 1674 4)
aan het strand bij de
landing te Torbay, :j in
jj een visschersboot1’) weder-
h keerend in 1691 uitEnge-
I land, aardig is op dezen
laatsten penning èn voor
stelling èn opschrift. Men
ziet den Prins in de boot
terwijl een boer op een
paard nad ert wadende door
het water. Volgens het verhaal van den Europeeschen
Mercuur vroeg de Prins aan den boer dien hij herkende
„Hoe vaart gij Jilles, kent gij mij nog wel?” waarop
Jillis eenigszins gealtereerd in zijn eenvoudigheid ant
woordde: „Welkom, Mijnheer Prins, ik zag niet dat
gij het waart.” Deze kalmte na de doorgestane gevaren
en te midden der nog woelige zee, is nader aangeduid
door de woorden van het omschrift: .Wat vreest gij.
nu gij Caesar aan boord hebt?” Caesar’s bekend gezegde
in den storm wordt hier dus herhaald.
Doch naast de voorstellingen uit het werkelijk leven
v. L. III. 136.
2) v. L. III. 492.1.2.
L. III. 492.3.
L. III. 159.
L. III. 378.2.
L. III. 527.2.