483 EEN JUBELTOON UIT HET NOORDEN. Zoo wordt de scepter in uw hand Met zacht fluweel gedekt. Daar strengelt zich de hechtste band, Waar liefde liefde wekt. Ozaligdriewerf zalig ’t kind. Dat zulk een moeder had. Een moeder, die zóó leidt, zóó mint, Zóó voor haar liev’ling bad En wij wij roemen in ’t bezit Van zulk een dierbaar pand. Doe haar, o Godten zegen zijn Van ’t lieve Vaderland. Geen harde hand, geen ruw geweld Oogst eerbied, lof en eer; Steeds buigt de ruwste, wreedste held Zich voor een vrouw ter neer Blijf ïrouw, ook met een koningskroon En ’t vorstelijk hermelijn. Daar is voorwaar geen schooner schoon Dan werk’lijk vrouw te zijn. Zij, reeds de liev’ling van haar volk, Zij worde ?t meer en meer; De liefde blijv’ haar staf, haar tolk, Want zij kweekt liefde weer; Dan zal de kroon op 't dierbaar hoofd Nooit zwaar of knellend zijn; Nooit word’ de liefdegloed verdoofd Door ’t Vorstlijk hermelijn.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 617