M. H.
VERSLAG van den toestand en de werkzaamheden
der Vereeniging vDie Haghe” van 1 October
189731 Maart 1898.
Nu mijn geachte voorganger Mr. J. B. J. N. ridder de van
der Schueren in het „Haagsch Jaarboekje” over 1898 reeds
verslag heeft uitgebracht over den toestand en de werkzaam
heden der Vereeniging van Juli 189630 September 1897, is
mijn taak hierdoor aanmerkelijk gemakkelijker gemaakt en
blijft mij slechts over een overzicht te geven van de faits et
gestes van „Die Haghe” gedurende de maanden October 1897
ultimo Maart 1898.
In de eerste plaats kan ik met genoegen constateeren dat
de belangstelling voor „Die Haghe” meer en meer toeneemt
en dat het aantal leden wederom aanzienlijk is gestegen.
Met het oog hierop achtte het Bestuur het wenschelijk om
ook het aantal zijner leden met drie te vermeerderen.
Nadat, zooals reeds in het vorige jaarverslag is medegedeeld
op een vergadering van werkende leden een daartoe strekkend
voorstel was goedgekeurd, werden, nadat de Koninklijke be
williging op een wijziging van de statuten in dien geest was
verkregen, de heeren C. Gijsberti Hodenpijl, W. baron Snouckaert
van Schonburg en Th. Morren tot bestuursleden gekozen.
Daar de heeren De van der Schueren en Zwart reeds her
haaldelijk het verlangen te kennen hadden gegeven om van
hunne functies te worden ontheven, verklaarde de heer Hodenpijl
zich bereid de zorg voor de bibliotheek op zich te nemen,
terwijl Uw verslaggever zich met het secretariaat belastte. Het
beheer over de financiën, dat de heer De van der Schueren
ook tijdelijk welwillend had gevoerd, werd aan Mr. A. E. H.
Goekoop toevertrouwd, terwijl met het oog op de vele werk-