96 HAAGSCHE BRUGGEN. EENE JOODSCHE KWESTIE. Hij was een merkwaardig man, die edel achtbare Cuperus. Op 14 September 1644 was hij te Hemmen in Gelderland geborenhij studeerde eerst te Nijmegen, later te Leiden, en werd in 1668 hoogleeraar in het Latijn en Grieksch aan het Deventersche Athenaeum. In 1675 werd hij tevens Burgemeester, eigenaardige samenvoeging van hoog- achtbare ambten. In 1681 werd hij Overijssels gecom mitteerde ter vergadering van de Staten-Generaal-; het professoraat legde hij toen neder, doch de burgemeesterlijke uit het einde der i7de en het begin der i8de eeuw en wel in de wetgeleerde adviezen van verschillende geleerden uit verschillende landen en steden. Ik maakte toen hier en daar een paar notities, keerde weder naar mijne penaten, sloeg even, naar aanleiding mijner Haagsche aanteekeningen, een paar werken na en daarna ver bleekte de inkt zoowel als mijn geheugenis dier notitiën onder de reeks der getijden, die voorbijgingen. Inkt blijft bleek, maar heugenis kan opwellen uit de diepte van vergeten naar het golvend oppervlak van frisch herinneren. Toen ik op hofstedelijken bodem mij gevestigd had en zelf naar een uitvloeisel van die kwestie der Haagsche bruggen had om te zien, trad als van zelf die kwestie, en wat ik daarvan gelezen had, mij weder voor den geest. En nauwelijkshad onze wakkere voorzitter, die uit ieder hoofd, dat, door voeten gedragen, rondloopt in die illustre Haghe, wel wil halen, wat er aan heugenis in verborgen mocht zijn omtrent de historie van die Haghe, om het als welkome spijs te bieden aan de leden van „die Haghe”, nauwelijks had die waardige voorzitter zijne vriendelijke opwekking tot mij gericht, of ik dacht aan de briefwisseling van Gisbertus Cuperus en ging naar de Koninklijke Bibliotheek om ze na zooveel jaren weder op te slaan.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 106