HAAGSCHE BRUGGEN. EENE JOODSCHE KWESTIE.
97
Hij had
rusten zalig. Zijne briefwisseling is echter
belang. Zij bestaat uit 156 paketten. In 1854
uitgezocht. Een deel
naar de
waardigheid bleef hij natuurlijk behoudenvan toen af
vestigde hij zich half in Den Haag, half in Deventer. Een
warm aanhanger was hij van den Stadhouder Willem III.
In de deftige Haagsche kringen maakte hij met zijne rijke
belezenheid en fijnen beschaafden geest een goed figuur.
In 1706 werd hij gecommitteerde te velde. Hij stierf
omstreeks 1714.
Als oud-professor in buitenlandsche en binnenlandsche
staatkunde doorkneed en altijd vol lust tot nieuwe studiën
en onderzoek, onderhield hij eene uitgebreide briefwisseling
met allerlei mannen van beteekenis op het gebied der
staatkunde en wetenschap. Eenige zijner werken zijn ge
drukt en
van meer
werd die nalatenschap geordend en
ging naar het rijksarchief, het andere deel
Koninklijke Bibliotheek.
En zietIn de deftige Haagsche kringen, door hem
gefrequenteerd, hoorde hij in de jaren 1692 en 1693 veel
praten over een wensch, een vreemd, zonderling verzoek,
dat door eenige sedert enkele jaren hier gevestigde, rijke
Portugeesche Israëlieten was te kennen gegeven in be
trekking tot eene verandering aan sommige Haagsche
bruggen in verband met hunne godsdienstvoorschriften,
er over hooren spreken, naar het schijnt, zonder
dat hij ook maar iets van het hart der kwestie uit de
gesprekken kon vatten. Het blijkt, dat velen er over
discoureerden, zonder er iets wezenlijks van te begrijpen,
- eene omstandigheid, die ook in onze dagen niet gan-
schelijk onbestaanbaar is. En zoo wendde zich Cuperus
dan tot den Altdorfer professor Wagenseil om voorlichting
over die Elaagsche bruggen-kwestie. Men zou misschien
vragen, waarom wendde hij zich over dit specifiek Joodsche
onderwerp tot een buitenlandschen Christen hoogleeraar,
7