IOO HAAGSCHE BRUGGEN. EENE JOODSCHE KWESTIE. geheime ceremoniën volbrengen met Christenbloed. Mij beviel dit praatje nooit, ofschoon ik wel weet, dat die menschen verschrikkelijk vijandig gezind zijn tegen den naam van Christen en daarover erge verwenschingen uitstorten” Vervolgens wordt eene inlichting gevraagd over eene plaats in het boek Jesaja. En dan gaat Cuperus, in dien brief van October 1693 aldus voort: „Daar we nu toch óver de Joden spreken, zoo kom ik tot U met de vraagZou het dezen vrijstaan Synagogen te bouwen in steden, die niet met een vestingmuur om geven zijn? Gij weet immers, dat Den Haag („Haga Comi/w;»”??) een buitengewoon prachtig „vlek” (vicus) is, van alle kanten toegankelijk langs vaste bruggen. Nu worien hier zeer rijke Joden. Deze wenschen eene Synagoge te bouwen. Maar opdat zij dit naar hunne wet zullen kunnen doen, hebben zij, met aanbieding van groote geldsommen, de stedelijke overheid bewogen, om sommige steenen bruggen in het midden door te breken en weer met houten overgangen, die opgehaald kunnen worden, samen te voegen, en om bij andere bruggen, waar dit niet gemakkelijk kon geschieden, met slagboomen eene afsluiting te maken. „Op die wijze meenen zij met inachtneming van hun godsdienst en naar de voorvaderlijke voorschriften de Synagoge te kunnen stichten, zoolang althans Den Haag niet dan door grachten en zoodanige bruggen wordt omgeven en niet (n.l. op andere wijze), hetzij door kunst of door natuur met verdedigingswerken wordt voorzien. „Indien gij tijd over mocht hebben, gelieve dan, ik bid u er om, mij te doen weten, wat gij omtrent deze zaak in de Rabbijnsche geschriften hebt gevonden, en dit des te meer, omdat uit Matth. IX, 35 blijkt, dat ook in dorpen Synagogen waren. Ik heb wel in het boek van den ge leerden Vibringa een hoofdstuk gelezen, waarin hij allerlei

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 110