ii5
a. In eene tweede oorkonde (N°. 287 van bovengenoem
den inventaris), gedagteekend 23 Augustus 1326, sticht
Nicolaas, abt van Middelburg tot heil en lafenis der zielen
van Floris, graaf van Holland eene Kapellerij op
O. L. V. altaar in de parrochie kerk van den Haag
ten behoeve dier zelfde cappellerie werden vervolgens in
tal van volgende oorkonden renten geschonken.
2<7. In de Graaflijke rekeningen komt reeds ten jare 1346
(fol. 23) het heilige kruis altaer voor, als volgt
„des Manendaghes na Sente Agnieten dach Gillijs van
„Hellenes weder ghegeve, die hi mijn heer gheleent hadde
t’offeren der heijlighen cruijs in die Hage III grote”
aan welk outair, blijkens eene oorkonde, gedagt. 26 April
1388 (medegedeeld door de Riemer, deel I, fol. 276) Mr.
Jorijs, di sonder erfgenamen was overleden en wiens goet
en erfnisse daardoor aan den Graaf van Holland was ver
vallen „bi sinen levende lijve eene Capelrije gemaict had
„van twintich ponden Hollants tsjairs”
terwijl blijkens de oorkonde (Nü. 1014 van voornoemde
Zeeuwsche inventaris) gedagt. 6 April 1395, de abt van
Middelburg, de gildebroeders van het heilige kruis in de
parochiekerk van den Haag, bevestigd in de dienst der
hen toebehoorende kappelarij in die kerk.
3. In de Rentmeesters-rekeningen is in het jaar 1343/4
sprake van eene Pieter Capelrie m die Haghe en in dezelfde
rekeningen van het jaar 1346 van eene „Capelrie in die
„Haghe op St.-Niclais outaer”
terwijl uit eene oorkonde (N°. 941 van den Zeeuwschen
inventaris) gedagt. 23 Januarij i3S°/t blijkt, de stichting
eener kapellerij op het altaar der 11000 maagden in de
parochiekerk van St.-Jacob in den Hage.
en (de oorkonde (N°. 1733 van dien - inventaris)
gedagt. 15 Junij 1482, bevat de acte, waarbij G. van
Assendelft c. u, eene kappellerij stichten in de kerk in
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.