DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
123
slechte
en onjuiste
Tevens bevat dat werk eene zeer
afbeelding van de zuidzijde dezer kerk.
2) Het werk: „Oudheden en Gestichten van Delft en Delfland
mitsgaders van ‘s-Gravenhage”van 1720, is blijkbaar geheel
ontleend aan dit werk van v. Heussen en levert ten aanzien
der St. Jacobs-kerk inderdaad niets nieuws. Ook het werk
van Fr. Halma, „Tooneel der Vereenigde Nederlanden”, ver
schenen in 1725, herhaald ten dezen slechts, wat anderen reeds
geschreven hadden.
19. H. F. van Heussen zegt in zijn door H. v. Rijn ver
taalde „Batavia Sacra”, deel VI (uitgave van 1726) op fol. 757:
„De rechte Parochi-kerk dewelke met een zeer schoenen
„toren praalt, is in ’t jaer 1399 door Hertog Aalbert,
„als Graaf van Holland, opgebouwt ter gedagtenisse van
„den H. Apostel Jacobus. Zij is op denzelfden dag, hoe-
„wel niet in ’tzelve jaer, ingewijdt, op dewelker de
„hoofdkerk te Amsterdam ingewijdt was geweest, te weten
„op Zondag na den feestdag van S. Michiel”.
v. Heussen vermeldt tevens de volgende in of aan die
kerk aanwezige kapellen: a. de oude kapel; b. de kapel
van het H. kruisc. de kapel van het H. Graf des I-Ieeren
d. de kapel van de H. Maagd Maria en e. de kapel des
Heeren van Assendelft; voorts noemt hij een 7-tal Gilden of
Broederschappen daarin opgerecht, en zegt: „de pastoors
„van S.Jacobs-kerk wierden uijt de abdije van Middelburg,
„van de Premonstreite order genomen; dewelke ook door
„Vikarissen en Kapellaenen uit deselfde Abdije geholpen
„wierd de kapellaenen gingen altemael in ’t wit
„gekleedt, zoodat de gansche Plaag van witheit scheen
„te blinken. 2)
20. Mr. Jacob de Riemer zegt in zijne „Beschrijving
van Js Graven-id age” (verschenen in 1730—1739) deel 1,
fol. 278, na voorafgaande mededeeling van hetgeen hem
ten aanzien der St. Jacobs-kerk uit oorkonden en kronieken