I2Ó
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
om dat veelen derselve, uit
den beroemden Predikant
„meer gemeld te worden,
„den zuiveren digt-ader van
„Joannes Vollenhove met wel gepaste Verzen vereerd
„zijn; anderen hebben eenige Schriftuurplaatsen tot hun
Opschrift.”
22. P. Tim'areten geeft in zijne Verzameling van
Gedenkstukken in Nederland”deel II (verschenen in 1778)
de opschriften van alle gedenkteekenen toen in de Groote
Kerk aanwezig, voorts de Grafschriften van de Vermaerde
Persoonen die daarin rouwstaetlijk zijn ter aarde besteld,
alsmede de Nominatie van hen die onder de sarcken
begraven leggen, en de opschriften der Gildeborden en
der Klokken onder bijvoeging van verschillende aan-
teekeningen.
23. J. Andriessenzegt in zijne „Morgenwandelingen door
en in den omtrek van ’s-Gravenhage” (verschenen 1832)
.bladz. 136: „De kerk is een zeer groot en ouderwetsch
„gebouw, bijkans drie honderd voet lang en honderd vijftig
„voet breed, zij mag dus wel onder de grootste kerken
„gerekend worden, welke in oude tijden gemaakt zijn;
„en misschien ook wel onder de fraaiste, wijl er zoo weinig
„pilaren in gevonden worden, die van eenigen hinder zijn
„men meent dat deze kerk, weleer toegewijd aan den
„apostel Jacobus, als patroon of beschermheilige, reeds in
„het begin der 14^ eeuw eene kerspelkerk is geweest,
„toegewijd aan de maagd Maria. Voorheen was zij
„zeker al zeer rijk, aan inkomsten, toen zij op hare altaren
„gevestigde vicaryen en canonissyen had; doch bij eene
„omwenteling in ’s lands regeering zijn die alle ingetrokken,
„en als vervallen aan de grafelijkheid verklaard geworden,
„terwijl het kerkgebouw zelf aan de hervormden is over
gegaan De landvorst met deszelfs hofgezin had binnen
„deze kerk eene afzonderlijke verhevene zitbank, evenals
„onze vorst daarin thans de zijne heeft en er ook des