129
9
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
„heeft; hij is overigens eenvoudig, geheel uit baksteen
„bestaande en niet volbouwd.” T)
26. A. W. Kroon, behandelt in zijne onvoltooid gebleven
Beschrijving van ’s Gravenhage, uit echte bronnen geput,
(verschenen 1852) op de bladz. 156—179 zeer uitvoerig de
St. Jacobs-kerk, en zulks aan de hand vooral van de Riemer,
de waarheid der mededeelingen voorts aan het gebouw
zelf toetsend, doch Kroon mist de noodige kennis onzer
Middeneeuwsche kerkelijke architectuur, en van daar, dat
niet alles wat hij zegt, waar is, althans niet-, hetgeen hij op
bladz. 163 beweert, zeggende: „het valt al dadelijk in het
„oog, dat schip en zijgangen zijn aangelegd naar het plan
„bij de stichting van het eerst afgewerkte gedeelte gevolgd.
„Er bestaat derhalve eenheid in; beide deelen moeten, bij
„gevolg naar het oorspronkelijk ontwerp en wel het latere
„naar het eerst afgewerkte gedeelte zijn daargesteld. Die
„eenheid ontwaart men in den aanleg, maar niet in het
„geheel; toen schip en zijgangen tot op zekere hoogte
„waren opgetrokken, begon men van het oorspronkelijke
„plan af te wijken, want behalve dat zich allerwege de
„sporen eener veranderde rigting in den stijl vertoonen, is
„het schip der kerk en der nevengangen niet afgebouwd,
„waarvan de reden welligt moet worden gezocht in gebrek
„aan materiele hulpmiddelen. Beide zijn in minder vol
komen toestand gebragt dan het koor; de kapellen,
„nevens dit gedeelte der kerk gebouwd, staan niet in
„zulk een naauw verband met het geheel als de eerst-
genoemden, en dragen duidelijke kenmerken van lateren
„oorsprong. En wat betreft den toren, zoo bespeurt men
„in het benedenstuk er van overeenkomst en eenheid met
„het vroegst voltooide gedeelte der kerk, dat ophoudt te be-
1) Ik heb de beschrijving van v. Eyck tot Zuijlichem in haar
geheel meegedeeld, omdat daarin voor het eerst de kerk eenigszins
architectonisch is behandeld.