133 tijd, H. P. de Bertrij, Resident en Hofraad van den Honing van Polen bij de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, welke dit servies bij testamentaire beschikking, dato 27 Nov. 1773 aan de kerk vereerde.- De stukken dragen het wapen en den naam der schenkster. DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE. 31. In het werk van E. Gagel, „de Geschiedenis der Bouwstijlen” waarvan de 2e druk verscheen in 1886, en dat tot studieboek moet dienen voor hen die zich aan de Polytechnische school te Delft willen bekwamen, tot Nederlandsch Bouwkundig Ingenieur, zoo ten minste luidt de titel van een gediplomeerd architect hier te lande, in dat werk worden aan onze geheele Middeneeuwsche kerkelijke bouwkunst ter nauwernood 2 pagina’s en ééne afbeelding gewijd, terwijl onze merkwaardige kerkelijke kunst tijdens de Renaissance, in hoogstens '/j,c eener pagina is afgehandeld. Onze St.-Jacob is daarin dus dan ook geheel buiten beschouwing gebleven. 32. W. P. van Stockum deelt in zijn: ,,’s Gravenhage in den loop der tijden” (verschenen 1889) weinig meer mede, dan hetgeen in bovenaangehaalde werken reeds voorkomt. 33. In de Haagsche Courant van Maandag 3 Febr. 1890 werd in een hoofdartikel „Onze Schlossfreiheit” daarmede bedoeld de rei huisjes tegen de Groote of St. Jacobs-kerk aangebouwd, welke daaraan een eigenaardig aanzien geven, en haar uiterlijk, volgens den schrijver, bederven. Die 27 huisjes, achtereenvolgens gebouwd in een toen men er op uit was, om de ruimte welke zij innemen, zoo productief mogelijk te maken, vertegenwoordigden toen, zonder de woning van een kerkelijk beambte mêe te tellen, eene jaarlijksche huurwaarde van 3465. Die huisjes zag de schrijver gaarne verwijderd, en hij stelt daarom voor, het kerkbestuur, dat die bate niet kan missen, met een door giften bijeen te brengen kapitaal van 90,000.schadeloos te stellen..

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 142