DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
146
tot aan de gewelven oploopende ramen in de sluitgevels
dier dwars-beuken, ter weerszijden een stroom van licht
binnen laten, dat, spelend door de bogen en rond de
kolommen, welke die beuken onderling scheiden, de im
portance dier dwars-beuken verhoogd, en in dubbele mate
doet uitkomen. (Zie bijbehoorende plattegrond, op plaat 1.)
Inderdaad, lijnrecht tegenover de gewone, de langs-
beukige kerk-type, staat onze St.-Jacob, als <Zzvnrs-beukige
type. Waarom dit? Omdat de bouwmeester, die na
den brand dezer kerk, ten jare 1539, geroepen werd haar
te herbouwen, ter goeder ure op het gelukkige denkbeeld
kwam, om eens ten volle partij te gaan trekken van datgene,
wat eene houten overwelving toelaat, dat is, een minimum
aantal kolommen bij een maximum van ruimte en licht-
toetreding en onder den invloed van dat denkbeeld nu,
negeerde hij als het ware het geheele midden-schip, dit
herleidend tot weinig meer, dan tot vier geisoleerde
steunpunten aan elke zijde, steunpunten, niet door bogen
onderling verbonden, en uitsluitend bestemd en ingericht,
om den druk en last der zich boven en tegen hen con-
centreerende gewelf-schinkels en bekapping te dragen, dat
midden-schip, op die wijze samensmeltend in en benuttend
tot, koppeling der drie groote dwars-beuken, die nu de
plaats innemen van het vroegere dwars-schip, van de
vroegere zijbeuken en eigenlijk van het midden-schip tevens.
Onkostbaarder, d. w. z. met minder materiaal-verbruik
en in goedkoopere materie; ongezochter, d. w. z. op een
voudiger wijze, ware werkelijk met behoud der soliditeit
en met erlanging tevens van zulk een grootsch effect, die
groote ruimte van 1530 M2. grondvlak, niet te overwelven.
In deze groote kerk, die nu reeds een proeftijd van
ruim drie en een halve eeuw heeft doorstaan, toont de
Aoz//-bouw, of beter gezegd, toont het houten gewelf op
’t duidelijkst, tot welke gelukkige, groote en hoogst een-