157
Is de kerk van buiten eigenaardig van vorm, de werkelijke
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
jaar 1539? Dit laatste vermoed ik. De kerk had vóór
dien brand, hoogstwaarschijnlijk de gewone plan-vorm,
bestaande uit eene midden-beuk met eene zijbeuk ter
weerszijden, elk dier 3 beuken met een eigen dak aan
sluitend op een dwars-schip van nagenoeg gelijke breedte
en hoogte als de midden-beuk, een dwars-schip, in lengte
overeenstemmende met de volle kerk-breedte binnen de
zij-beuken en waartegen ten oosten het koor met zijn
omgang, kapellen en sacristij aansloot. Afbeeldingen der
kerk van vóór het jaar 1539 bestaan er niet, en ook al
bestonden zij, dan nog ware het gewaagd daaruit iets
stelligs af te leiden, omdat zij meesttijds zoo weinig
architectonisch betrouwbaar zijn. Ik vermoed dus, dat die
west-travée, die zich in bréedte-afmeting, raam-vorm,
dak- en gewelf-richting en, wat nog duidelijker spreekt,
door steenen bogen van de midden-beuk scheidt, dat
zij de overgebleven eind-travée is der vroegere zij
beuken, toen bestaande, uit een vijftal zoodanige travées,
met gelijksoortige ramen, alle door gemetselde spitsbogen
van de midden-beuk gescheiden en met één doorloopend
dak, aansluitend tegen het dwars-schip, welks topgevel en
dak wij terugvinden in de oostelijkste der drie groote
dwars-beuken. Na den brand zou men dus, behalve in
die west-travée, de steenen scheidings-bogen en om de
andere eene kolom hebben verwijderd, en ’t overige der
zijbeuk-muren hebben ingedeeld van vier tot twee travées,
en deze hebben voorzien met breede ramen en opgaande
gevels en daken als het dwars-schip. Is deze veronderstelling
juist, dan ware daardoor op ’t ongezochtst eene verklaring
gevonden, voor die nog bestaande eigenaardige kleine west-
travée, voor de schijnbare verdwijning.van het dwars-schip
en voor het ontstaan van het tegenwoordige schip.