i59
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s-GRAVENHAGE.
handelen, meer niet, eene ruimte, voor welke de ver-
deeling en inbrenging van ’t grootst mogelijke aantal
zitplaatsen, en ’t omsluiten van deze met hooge tocht-
schotten eene zaak van ’t allerhoogste gewicht was. Een
zelfde aantal zitplaatsen en &\&zelfde betrekkelijke tocht
vrijheid, had men echter ook met behoud van het vrije,
ongehinderde door- en overzicht binnen de kerk, kunnen
erlangen, doch daaraan dacht niemand, er was maar ééne
solutie destijds, de gevolgde, en zoo moet men, nu in de
kerk zijnde, zich eerst al die schotten, die galerijen, die
hoog gerugde banken en verkleiningen wegdenken, of op
de orgel-galerij gaan zitten, om het monument in zijn volle
afmeting te kunnen terugvinden. En toch, heeft werkelijk
nog een goede geest over de kerk gewaakt, en is zij
nog aan een groot gevaar ontkomen. Het was in het
Dagblad van ’s-Gravenhage van Woensdag den r85U Julij
1827, nn. 84, dat kerkvoogden der Nederduitsche Her
vormde Gemeente te ’s-Gravenhage uitschreven eene
prijsvraag, daarbij aanbiedende „eene belooning van vijftig
„gouden Willemstukken ieder van Tien Guldens voor den-
geenen, die het beste, meest uitvoerbare, en voldoende
„Plan zal inleveren, voor de inwendige verbetering, in
„onderbrenging, en verfraaing van de Groote of St. Jacobs-
„kerk binnen dezelve Stad, de In-en Uitgangen, benevens
„de Deuren zelve, en het Koor daaronder begrepen, en
„zulks zoo wat betreft de bovengewulven als de wanden,,
„pilaren, door- en omgangen, vloer en Doophuis, zit
plaatsen (zoo gewone als die van onderscheiding), be-
nevens de schikking, en verdeeling derzelven, des echter
„dat het aantal der zitplaatsen wel meerder, maar vooral
„niet minder zij, dan het tegenwoordige, voorts de meest
„doelmatige verlichting van het Gebouw, bij den Avond
godsdienst, en, in het Algemeen, alles wat de netheid
„en welvoeglijkheid, zonder nodeloze, en gezochten tooi,