DE sT.-jacobs-kerk te ’s gravenhage.
163
het uiterst klein aantal kolommen, slechts 6 met 2 pijlers,
hun grooten ouderlingen afstand en de weinige draag-
bogen, welke bij eene lengte van 47 M., gemeten tusschen
den westelijken muur en den koor- of triumf-boog en bij
eene breedte van 32.50 'M., gemeten tusschen de sluit-
gevels der dwarsbeuken, in deze ruimte van 1530 M2.,
de geheele overwelving en overkapping dragen. De om
muring toch, dient hoofdzakelijk tot afsluiting, en laat de
taak, die overwelving te dragen en te schragen, bijna
geheel over aan die 6 kolommen van 1.35 en 1.55 M.
diameter, door spitsbogen van 6 M. spanning verbonden
aan de binnen-conterforten van 2.85 M. voorsprong bij
1.20 M. dikte, aldus de dwarsbeuken vormend en scheidend
tevens, terwijl bij het koor de twee pijlers van het voor
malig dwars-schip, met hun spitsbogen van 4.60 M. span
ning, ter weerszijden den in steen overwelfden koor-omgang,
en met een midden- of triumf-boog van 10.20 M. spanning
het hooge binnen-koor sluiten, dat 0.60 M. smaller is
dan de midden-beuk.
Die midden-beuk van 47 M. lengte en 12 M. breedte,
wordt, uitgezonderd alléén ter plaatse der west-travée,
(men zie het plan) geheel doorsneden of doorkruist
door de drie dwars-beuken, lang elk 32.50 M., bij eene
breedte van 13.50 M., gemeten van kolom-as tot kolom-as,
welke haar zóó geheel en al in zich opnemen, dat zij,
die midden-beuk, nog slechts wordt geïndiceerd door zes
kolommen en acht driehoekige gewelf-mooten, met heur
basis op 19.50 M. -i- kerkvloer aansluitend tegen den
gewelf-nok en met heur top tegen het verlengde dier
kolommen rustend. (Zie plaat 5).
Juist aan die, door spitsbogen met de kolommen ver
bonden binnen-conterforten, welke de dwars-beuken scheiden
en hare overwelving dragen, danken die dwars-beuken
haar sterk domineerend karakter, de midden-beuk toch,