174
DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE.
schets aangegeven, hoe die bouwmeester haar waarschijnlijk
zou hebben voltooid, het dwars-schip B zou geheel en al den
vorm der dwars-beuken hebben gekregen, doch met eenigen
voorsprong ter weerszijden, en het koor C (zooals uit het
bijgevoegde kap-plan blijkt) zijn saamgesteld uit ééne breede,
ter volle hoogte opgaande, rechthoekig gesloten binnen-
travée, door een omgang omsloten, alles met houten ge
welven overdekt en met hoog oploopende ramen en
puntgevels, evenals het schip, een minimum van steun
punten vragend, ruime doorzichten aanbiedend en groote
lichtopeningen toelatend. De toren zou, vroeg deze ver
nieuwing, stellig niet opnieuw in zeskanten, maar in
vierkanten plan-vorm herbouwd zijn geworden, in open
aansluiting met de midden-beuk der kerk, deze dus werkelijk
eene travée vergrootend en daartoe door groote ramen
aan de drie vrije zijden belicht.
Dit schets-plan is geen utopie, geen aardigheid, neen,
het zou inderdaad werkelijkheid geworden zijn, had de
Hervorming den bouw van groote Katholieke kerken ten
onzen niet voor bijna drie eeuwen onderbroken, en toen
die drie eeuwen voorbij waren, toen was ook sedert drie
eeuwen de Christelijke kunst reeds ten grave gedaald, en
de Katholieke kerken, sedert gebouwd, zij volgden nu de
kunst-richting die, tijdens hun bouw, toevallig in de Mode
was, en zoo kregen wij eerst kerkgebouwen in zoogenaamd
klassieken stijl, in oud-Grieksch-Romeinschen tempel-vorm,
en toen kerkgebouwen in Gothischen stucadoors-stijl, en
eindelijk weder kerkgebouwen volgens Middeneeuwsche
kunstbeginselen ontworpen, om straks misschien, kerk
gebouwen te zien verrijzen, in, wat onze Referendaris
voor Kunst, bij gelegenheid eener voordracht, vrij scherp
betitelde met: „den Pieren-stijl”
Inderdaad ware de ontwikkeling onzer Middeneeuwsche
kunst, door den import der Renaissance, niet onderbroken,