i8a DE ST.-JACOBS-KERK TE JS GRAVENHAGE. duidelijk aanwijzend de beelden en symbolen zijn ver dwenen, en in hunne plaats zijn nu tegen de kolommen en op de pijlers geschilderd, eigenaardig geëncadreerde teksten en, terwijl het vroeger de hoogste onderscheiding was, binnen de kerk begraven te mogen worden, kon nu ieder voor eenige ponden zich een eigen graf in de kerk koopen; de geheele bevloering, zij veranderd nu in grafzerken, de kerk, zij wordt nu tevens één groot overdekt kerkhof en dat kerkhof, eene voorname bron van inkomsten en wellicht van ziekten tevens (in de Sf. Laurens-kerk te Alkmaar liggen o. a. nog over de 2000 grafzerken en in elk graf zijn, van af het laatst der XVTle eeuw tot aan het jaar 1829 toe, ter ruste gelegd, hoevelen wel? Met de graven, kwam de ijdelheid en kwam de familie-trots tevens binnen, men wedijverde nu in de prachtvolst gebeitelde zerken, voorzien van alle wapens en titels, men wedijverde in kostbare wapen-borden, die nu overal tegen de muren èn onder èn langs de ramen en tegen de kolommen èn onder de gewelf-lijst zelfs werden opgehangen, rijk verguld en gekleurd, sommige in relief bewerkt, andere in sierlijke lijsten, enkele met kernachtige of levensmoede opschriften, (zie: Timareten}. Doch in het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid, verscheen op Maandag den 2ósten October 1795 in de Haagsche Courant, aan welks hoofd, in vette letters, het opschrift prijkte „Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap” en welke courant toegewijd was aan „Waarheid en Gezond Verstand”, de volgende advertentie: „De Vendumeester „Bosboom, zal op morgen Dingsdag den 27ste" October „1795, ’s morgens ten 10 uure in de Groote kerk alhier „verkoopen een quantiteit Wapenborden in soort; welke „heeden, ’s morgens van 10 tot 12, ’s middags van 3 tot „5 uuren zullen kunnen werden bezigtigd”. Die verkoop zij had plaats en zóó verloor de kerk haar wapen-schilden, terwijl in die zelfde dagen van tal van grafzerken de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 198