183 DE ST.-JACOBS-KERK TE ’s GRAVENHAGE. wapens werden afgehakt, of waar deze in koper opgelegd waren, werden losgehakt en versmolten. De kerk, zij werd door het verlies harer wapen-schilden misschien stemmiger, doch haar armoedig aanzien kwam nu te meer uit, en tevens verloor zij hiermede nog eene kleine bron van inkomsten, voor het recht toch een wapen in de kerk te plaatsen, werd naar gelang van grootte en omvang volgens tarief betaald. Zoo bleef het tot in het jaar 1827, toen eischte de toestand blijkbaar dringend voorziening en werd door het kerkbestuur de prijsvraag uitgeschreven, boven vermeld, naar aanleiding waarvan, nu de kerk eenige verandering onderging. De westelijke hoofd-ingang, was buiten gebruik gesteld, sedert de toren, den 3ost,:n van Lentemaand van het jaar 1810, in eigendom en onderhoud was over gegaan aan de stad, van daar dat er nu meerdere zij- ingangen noodig waren en gemaakt werden. Het verbod der overheid om in de kerk te mogen begraven (de laatste lijk-bijzetting had, volgens Mr. van der Brandeler, daarin plaats op 31 Dec. 1829) veroorloofde het plaatsen van een grooter aantal vaste banken, ter vermindering van tocht nu met schotten omsloten, de zij-galerijen werden vergroot en de ramen op nieuw beglaasd en van boven met donker blauwe ruiten voorzien, de gewelf-krommers bekleed en daardoor het donkere en ’s winters kille dak- inzicht weggenomen en tegen de kap-balken in het hooge binnen-koor een gestucadoord plafond aangebracht een en ander een 50 tot 60 mille kostend. De houten balustrade-afscheiding van het koor was reeds omstreeks 1770 door een gesmeed ijzeren hek vervangen en op het koor-einde in 1667 een praalgraf voor den Heer van Wassenaar van Obdam geplaatst, terwijl in 1722 een ander graf-monument opgericht werd in den zuid- westelijken hoek van de oostelijke dwars-beuk. Aan elk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 199