25°
DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV.
i) Res. Stat. Gen. 24 Dec. 1751.
Res. Stat. Gen. 30 Dec. 1751.
haaren Hofmeester en Domei nraad te gelasten, met eenige
Gecommitteerden van haar Hoog Mog. te concerteeren
en te overleggen, op wat wyse met de meeste eer en
reputatie voor den Staat, en teffens met een behoorlijke
menage de voorschreeve Uitvaart gedaan sal moeten
werden”.
Het aanbod werd door de Prinses-Weduwe dankbaar
aangenomen. Den 30 December deelde de toenmalige
voorzitter der Staten Generaal, de heer Reepmaker, aan
de vergadering mede, dat de generaal van Burmania,
hofmeester der Prinses, bij hem was geweest, „om aan
haar Hoog Mog. te communiceeren, dat het haare Koning-
lijke Hoogheid seer aangenaam was geweest, uit haar
Hoog Mog. Resolutie van den 24 deeser te sien, dat
haar Hoog Mog. hadden goedgevonden het Lijk van wijlen
Sijn Hoogheid, onsterffelijker gedagtenisse ten koste der
gesamentlijke Provinciën de laatste eere te doen bewijzen,
welke vriendelijke offerte haar Koninglijke Hoogheid con-
sideerende als een uitwerksel en bewijs van haar Hoog
Mog. liefde en agting voor het Huis van Oranje, en uit
dien hoofde ook gaarne wilde accepteeren”. 2)
Bijzonder vlug werden de zaken ook na deze resolutie niet
afgedaan. Eerst den 13 Januari 1752 verschenen de Heeren
Beaufort en Schimmelpenninck, twee Raden van de Prinses,
in de vergadering van Haar Hoog Mogende en deelden
mede, dat het de bedoeling van H. K. H. was „om den
Uitvaart van sijne Hoogheid glor. ged. soo ras doenlijk
te laten voortgaan, en om Haar Hoog Mog. te versoeken
den voorschreven Uitvaart met hunne presentie te willen
vereeren.” De Staten Generaal namen de uitnoodiging
aan en wezen den griffier Fagel, den thesaurier-generaal