251 DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. Res. Stat. Gen. 13 Januari 1752. de la Bassecour en den secretaris Hop aan om met de Heeren Beaufort en Schimmelpennick verder de begrafenis te regelen. Nu zou men zeggen, dat alles geregeld wasmaar er kwam zwarigheid. Denzelfden 10 Januari vergaderden de Staten van Holland. In die bijeenkomst deelde de Raad pensionaris mede, dat ook hij een bezoek had ontvangen van de Heeren Beaufort en Schimmelpenninck, die in last hadden ook de Staten van Holland namens H. K. H. ter begrafenis te noodigen. Maar de Raadpensionaris, die zijn lastgevers kende, had die uitnoodiging niet grifweg aan genomen, maar had gevraagd „wat ordre en rang aan haar Edele Groot Mog. op de voorss. Begraaffenisse soude worden gegeeven, in suppositie dat Haar Hoog Mog. meede souden werden versogt.” Daarop hadden de Heeren Beaufort en Schimmelpenninck, het gewicht der zaak be seffende en blijkbaar aarzelende hun hand tusschen bast en stam te steken, geantwoord „dat haar Edele Groot Mog. de arrangementen daar omtrent souden willen maaken, soo als sij souden oordeelen te behooren, dewijl sij sig niet in staat bevonden deselve met effect te termineeren.” Nu, dat konden ze gerust aan de Staten van Holland zelve overlaten. Natuurlijk namen zij de uitnoodiging „meteen compliment van danksegginge aan haarKoninglijke Hoogheid voor de attentie” aan, maar besloten tevens, „dat voorts door de Heeren van de Ridderschap en verder haar Edele Groot Mog Gecommitteerden tot het groot Besogne, met de Heeren Gecommitteerde Raden in beide Quartieren, de Retroacta op deese saake applicabel sullen werden geexamineert en nagesien, en verder overlegt, op welke wijse best met eere en digniteit voor de Provincie van Holland en West-Vriesland de voorschreeve Begraaf-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 267