252 DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. 1) Res. Stat, van Holland 13 Jan. 1752. fenisse bij haar Edele Groot Mog. sal kunnen werden geassisteert, en voorts wat rang aan haar Edele Groot Mog. behoord te werden gegeeven.” i) Het nazien der retroacta van deze gewichtige aange legenheid vorderde slechts één dag. Reeds den 14 Januari bracht de commissie rapport uit. Men had alle begrafenissen nauwkeurig onderzocht. Het bleek, dat reeds bij de be grafenis van Willem I op 10 Juli 1584 dezelfde vraag aan.de orde was gesteld „en dat haar Edele Groot Mog. als doen ook hadden gesustineert, vermits de publicque acte van Begraaffenis soude geschieden in haare Provincie, dat sij behoorden te gaan voor de Staten Generaal, dog dat het selve nagegeven was, en het voorts soodanig geschikt, dat de Staaten van Holland hadden gegaan immediaat na de Staaten Generaal, en den Raad van Staate onder de Provinciën waar van zij waaren ge- deputeert”. Bij de begrafenis van Maurits op 11 Sep tember 1625, van Frederik Hendrik op 10 Mei 1647, van Willem II op 22 Februari 1651 was het ongeveer op dezelfde wijze geregeld. Diensvolgens besloten nu de Staten, „dat, gelijk voor deese, ook in het jegenwoordige geval door haar Edele Groot Mog. toegeevendheid sal worden gebruikt, in gelijke maniere als bij den Doop van sijne Hoogheid den jegenwoordigen Fleere Erfstadhouder is geschied te weeten, dat haar Edele Groot Mog. met haar Hoog Mog. sullende concurreeren op de Begraaffenisse van wijlen Sijne Hoogheid glor. ged., de Heeren Gedepu teerden van deese Provincie ter Generaliteit sullen worden gelast, sooals gelast worden bij deese, uit naam van haar Edele Groot Mog. te verklaaren Dat het is een incontestabel Regt van haar Edele Groot Mogende, dat aan niemand als aan haar Edele Groot Mogende competeert de Souve-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 268