255 DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. Maar dat kon de trets der Hollandsche regenten natuurlijk niet dulden. Maar hoe de zaak te regelen? Het ging toch niet aan de Generaliteits colleges te doen volgen op de Staten van Holland en deze zoo van de Staten Generaal te scheiden. De Staten van Holland hadden er iets op gevonden. Evenals bij de begrafenis van Willem I zouden de leden van den Raad van State zich indeelen bij die van de Staten Generaal. Dat zoodoende het ge- heele college van den Raad zich oploste, was voor Holland geen bezwaar, maar het was zeer onwaarschijnlijk dat de Raad zelve er in zou toestemmen zich op deze wijze te doen wegstoppen. De bovengenoemde besluiten der Staten van Holland kwamen natuurlijk in de Staten Generaal. Den 18 Januari deelde Holland bij monde van den Raadspensionaris daar zijn besluit mede. Naar aanleiding daarvan namen Haar Hoog Mogende de volgende resolutie, die de pretensiën van Holland beslist afwees: „Is goedgevonden en verstaan mits deesen te verklaaren, dat Haar Hoog Mog. intentie is, om op de aanstaande Begraafenis van wylen syn Hoogheid glor. ged. te compareeren, de eerste in rang na de Bloedvrienden, volgens het oude gebruik en de exempelen die omstandig syn aangehaalt in haar Hoog Mog. Resolutie van den eersten Maart 1685, sonder daar omtrent eenige nieuwigheid in te voeren of eenig regt van voorrang van hooggemelde Heeren Staaten te ad- voueeren.” Daarop stelde Gelderland voor, het voorstel van Holland uit de notulen weg te laten en alleen de bovengenoemde resolutie daarin op te nemen. Natuurlijk kwam Holland daartegen op en handhaafde zijn opvatting van zijn souverein recht. Utrecht, Friesland en Overijsel „hebben betuigt niets te willen derogeeren aan het Sou- verain gesag, de Heeren Staaten van Holland en West- vriesland in haare eigen Provincie onbetwistbaar com-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 271