258 DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. uitgemaakt? De resolutie van 22 Januari was ook naar den Raad van State gezonden „met verzoek om tot deese schikking van haare kant ook alle mogelijke faciliteit te willen toebrengen.” Was de Raad daartoe geneigd? Reeds den 17 Januari waren de thesaurier-generaal de laBassecour en de secretaris Hop in den Raad verschenen en hadden de zaak blootgelegd en de verwachting uitgesproken, dat het geschil tusschen dê Staten-Generaal en die van Holland waarschijnlijk wel zou worden ingeschikt „dog dat daar meede niet sal syn afgedaan het verschil tusschen den Raad van State en de Heeren Staten van Hollanddat sij voorsagen, dat Hooggem. Heeren Staten swarigheid souden maken om de voorrang aan de Raad te cedeeren, hoe seer het buyten alle contestatie is, dat by de uitvaarten van de Heeren Princen Maurits en Frederik Hendrik de Raad van Staate de rang voor deselve gehad heeftdat sy selfs van ter syde geinformeert waren, dat meergen. Heeren Staten niet genegen souden zyn om in deese verdere toegeventheid te gebruyken dan om over te geven, dat in dit opsigt gevolgt werde het geen geschied is op de Begraaffenis van den Heere Prince Willem den Eerste glor. ged. dat namentlijk de Leeden van de Raad van Staate sig souden kunnen schikken onder de Gedeputeerden ter Vergadering van de Heeren Staten Generaal van sodanige Provincie waar uit sy syn gecommitteert”. Daarop besloot de Raad „dat of schoon geen regard kan genomen worden op het geen bij de begraaffenis van den Heere Prince Willem den Eerste is gepractiseert, in aanmerking dat het selve voorbeeld niet quadreert op het tegenwoordig geval, dewijl te dier tijd geen questie was omtrent de Raad van Staate, maar ontrent de Raden beneffens syne Excellentie, dat deselve niet bestonden uit Gecommitteerde van alle de Provinciën, maar alleen van sommige en dat deselve ook aan de Generaliteit geen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 274