26 I DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. de Ver forme van Collegie te volgen, immediatelijk na gadering van U Hoog Mog., en bij aldien ook de paisible continuatie van deese possessie aan ons niet soude moogen worden gegunt, soo protesteeren wij mits deesen van het ongelijk ons aangedaan, en van geen het minste retardement hier door aan den voortgang van de Begraafenis te willen toebrengen, sullende in dit geval tot ons groot leedweesen afsien van aan het Lichaam van hoogstgedachte sijne Hoogheid de laatste eerbewijsing, hoe seer daar toe geïnvi teerd en die invitatie aangenomen hebbende te presteeren. Deze brief kwam den 26 Januari bij de Staten Generaal in, maar deze, die een einde aan de zaak wilden maken, daar bovendien de begrafenis op 4 Februari was vastge steld en dus de tijd drong, namen het besluit „mits deesen te persisteeren bij haar Hoog. Mog. resolutie op den 22 deeser genoomen, laatende aan den Raad van Staate de faculteit, om het regt het welk deselve sustineert van collegialiter en en Corps agter de Vergaderinge van haar Hoog Mog. te moeten volgen, welk regt haar Hoog. Mog. in sijn geheel en onverhindert laaten en geensins aan den Raad sullen betwisten te discutieeren met de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland.” d Van dit laatste recht heeft de Raad van State wijselijk geen gebruik gemaakthet zou toch niets hebben gegeven. Hij schreef den 31 Januari een korten brief aan de Staten Generaal, waarin hij te kennen gaf: „soo verkeeren wij thans tot ons groot leedweesen in die termen, waar in wij aan U Hoog. Mog. geschreeven hebben, dat wij van het bijwoonen der Begraaffenis souden afsien, bij welke Resolutie wij persisteeren, inhaereerende alsnog het protest bij onse voorschreeve Missive gedaan.” 3) 1) Missive Raad van State 25 Januari 1752. Res. Staten Generaal 26 Januari 1752. 3) Missive Raad van State, 31 Januari 1752.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 277