263 DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV. Missive Rekenkamer, 28 Januari 1752. 2) Res. Staten Generaal, 29 Januari 1752. mitteert, sij vermeenden dat aan hun gelijke faculteit gelaaten behoorde te worden doch dat bij onverhoopte ontstentenis van dien sij protesteeren moesten van het ongelijk dat daardoor aan gemelde Generaliteits Reekenkamer soude werden gedaan”. Het is eigenaardig, dat de Reken kamer juist datgene vraagt, wat door den Raad van State als niet overeenkomstig zijn rang, met verontwaardiging was afgewezen. De Staten Generaal stelden deze missive ter fine van advies in handen van den heer van Heekeren tot Brand- senburg en de andere „Gedeputeerden tot de saaken van de Placaten en Reglementen”. 2) Zoo werd de zaak in den vollen zin des woords commissoriaal gemaakt er is tenminste bij de Staten Generaal tot op dezen dag geen rapport over deze zaak ingekomen. Of de leden van de Rekenkamer zich stilzwijgend onder Haar Hoog Mogende hebbende gevoegd, wij weten het nietde scherpst ziende gelaatkundige zou onder deze deftige, in rouw mantels gehulde en met breedgerande hoeden gedekte heeren, die in het boek van Punt de Staten Generaal voorstellen, kunnen ontdekken, of zich daaronder leden der Rekenkamer bevinden, en om in ontvangerstijl te spreken - - zoo ja, welke. Legde de Rekenkamer zich vermo'edelijk bij de on- heusche behandeling haar van de Staten Generaal geworden neer, niet alzoo de Raad van State. Ten einde het decorum in acht te nemen en geen aanstoot te geven, liet hij den dag der begrafenis zelve, waarop hij niet kon en niet wilde verschijnen (4 Februari) stillekens voorbij gaan. Maar den 7 Februari zond hij een brief aan de prinses-gouvernante, waarin hij met overlegging

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 279