267
DE VOORRANG BIJ DE BEGRAFENIS VAN WILLEM IV.
2) Resolution der Staten van Holland, 15 April 1752.
2) Resolutiën der Staten van Stad en Lande, 11 April 1752.
State van 8 Februari in handen had en nog steeds geen
tijd had gevonden daarover advies uit te brengen.
Deze commissie zou nog meer stukken over deze be
langrijke staatszaak in handen krijgen. Den 28 Maart toch
kwam de brief van den Raad van State in bij de Staten
van Stad en Lande, die haar weder in handen van een
commissie stelden. Maar deze commissie bracht een
zonderling feit in deze dagen nu eens wel rapport uit
en wel den 11 April. Denzelfden dag besloten de Staten
conform dat rapport, aan de Staten Generaal te berichten
„dat deselve van gedagten zijn, dat de rang welke de
Heeren Staaten van Holland en Westvriesland aan de
Vergadering van haar Hoog Mog. niet anders dan bij
wijse van Precarium, en onder scrupuleuse observaten en
Protesten hebben gelieven te geeven, en welken deselve
aan den Raad van Staate hebben gecontesteert, aan beide
behoord te worden gelaaten, gelijk die bij alle voorgaande
gelijkmatige occasien gegeeven is, en van regtsweege
competeert sonder dat egter daar door eenige atteinte
werden gegeeven aan het Regt van souveriniteijt der
hooggemelde Heeren Staaten op het Territoir van hunne
Provincie en dat wijders de Fleeren Gedeputeerden
de concert met andere Provinciën alle mogelijke devoirs
sullen aanwenden, ten einde neevens de Vergaderinge
van haar Flog. Mog. ook de Raad van Staate in de aloude
possessie van der selver rang moogen worden gemainti-
neert”. '-) Zoo werd de zaak ook van wege Groningen in
de Staten Generaal gebracht en wel den 20 April. Ook
nu namen de gedeputeerden van Holland de resolutie
„copielijck” over en verwezen de Staten Generaal zelve
de zaak naar dezelfde commissie, die reeds de resolutie van