28o EEN KIJKJE OP I-IET KANTOOR VAN JACOB CATS. Staten van intusschen niet in zijn voordeel, want in dien tijd was 1400 gld. geen geringe som en het was niet te denken dat Pieter van Heijnsbergen, die nog wel een onbemiddeld dienst meisje gehuwd had, zoo goed bij kas zou zijn om bijkans anderhalf jaar te kunnen leven zonder zijn salaris te reclameeren. In een request aan de Gecommitteerde Raden van de Holland, beklaagt hij zich over de „verdrietige langewijle” waarmede zijn zaak wordt behandeld en dat hij nu reeds vier maanden op de „Voorpoorte” heeft gezeten, zonder dat er een 'eind aan is gekomen. Dat hij gehoord heeft dat Hunne Groot Mogenden „sijne saecke simpelijck gerenvoijeert” hebben aan den Hove van Holland en dat hij niets kwaads in den zin heeft tegen den Raadpensionaris, dat hij „daeraen” zelfs nooit heeft gedacht en zich „altijt” had voorgenomen „Godt de saecke van sijn gewelt te bevelen”. Het laatste stuk dat wij betreffende deze zaak in de Archieven hebben kunnen vinden, is eene resolutie van de Staten van Holland en West Friesland genomen in hunne Vergadering van 20 Juni 1647. Deze resolutie werd als brief verzonden aan de „Edele, Erentfeste, Hoochgeleerde, Wijze, Voorzienige, Discreete goede vrien den” den President en de Raden in den Hove van Holland. Hierin lezen wij onder anderen dat de Raadpensionaris, om reden van het uitstellen en heen en wederzenden van de stukken, van den Hove van Holland naar de Gecom mitteerde Raden en vice versa, goed vindt, „zelve bericht te doen” van de „gelegentheijt, humeur ende comporte- menten” van voorn. Pieter van Heijnsbergen en hoe hij zich in „sijn domestieken dienst sedert 3 jaren of daer- omtrent heeft gedraegen”. Dat de Raadpensionaris reeds verscheidene keeren, ter „Vergaderinge” had „gedenun- cieert” wanneer er belangrijke papieren uit zijn „comptoir”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 296