Johanna Berk. a8i EEN KIJKJE OP HET KANTOOR VAN JACOB CATS. waren verdwenen, die „gedivulgeert” bleken te zijn, en dat hij zich zelf, zijne klerken en ook voorn. Van Heijnsbergen, (die de secrete saecken bevolen ware te schrijven) sisteerde tot sijnen décharge voor Hunne Groot Moogenden om te ondersoecken door wien voorn, stukken mochten sijn mishandelt”. Het onderzoek daarvan stond, zeide de Raadpensionaris aan de dispositie van de Vergadering, maar hij verzocht „ernstig” aan H. Gr. M. te ordonneeren, gelijk „deselve ordonneeren bij dezen” dat het „welgemelten Hof op het serieuste werde aen- geschreven dat bij hetselve sorge sal werden gedragen „ende sodanigen ordre geraemt ende gegeven, dat den „opgemelten Pieter Heijnsbergen sal werden gestelt ende „gehouden in sodanigen plaetse of gelegenheijt daer deselve „geen macht en sal hebben ’slants papieren, den persoon „van den Raadspensionaris van H. Ed. Gr. M. mitsgaders „desselfs huijsgesin ende huijs te mishandelen ofte eenichsins „te beschadigen”. Hoe het verder met deze zaak afliep, die zich ernstig genoeg liet aanzien, daar het toch niets meer of minder gold dan het verduisteren en ter verkeerde plaatse brengen van gewichtige staatspapieren, daarvan hebben wij niets verder kunnen vinden. Na bovenvermelde resolutie komt den naam van Pieter van Heijnsbergen op geen enkel stuk meer voor, terwijl ook nergens uit blijkt, of hij ge durende het proces in de gevangenis is overleden of ontsnapt en toch nog kans heeft gezien om naar Oost- Indiën te varen. Waarschijnlijk is het evenwel dat het overtuigend bewijs van schuld niet geleverd is kunnen worden, of dat Cats, die van groote zorgeloosheid en totaal gemis aan controle over ’s lands secrete papieren niet is vrij te pleiten, de zaak heeft gesust.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 297