283
HAAGSCHE GEBOUWEN.
in vele op
scherts, geen spijkers op laag water zoeken en ook niet
boos worden als hij zoo dadelijk den zin niet vat van
’t geen door den dichter vaak met een enkel woord wordt
aangestipt. (In Boeotia natis haec non scribuntur). Overigens
geeft van Baerle Huygens den lof openhartig te zijn jegens
zijn vrienden, bitter tegen de boosheid, vroom jegens het
Vaderland, dankbaar jegens zijn Vorstenhuis, heftig tegen
de Vijanden van den Staat, opgeruimd in vrolijke en ernstig
in droeve tijden, ten slotte streng in zaken des geloofs.
Een goed getuigenis voorwaareen getuigenis dat uit
dien mond vernomen tot lezen aanspoort en
zichten waar zal worden bevonden.
Ik heb mij bij de vertaling meestal alleen aan de versmaat
gehouden en het rijm achterwege gelaten omdat daardoor
vaak te ver van den letterlijken, of liever woordelijken
zin moet worden afgeweken. Daarbij komt dat uit den aard
der zaak de gebouwen anders tot u spreken dan de straten.
De Kettingstraat en de Begijnestraat verdragen den deftigen
Hexameter niet zoo goed als de Sale of het Mauritshuis.
Ik betreur het dat geen dichterlijk bloed door mijn
aderen vloeit, want al is dit Ook niet met alle het geval,
veel verzen komt eigenlijk een dichterlijke vertolking toe.
Ook spijt het mij dat ik niet, zooals het oude voorschrift
luidt, negen jaren den tijd heb gehad om mijn werk in
die mate te polijsten, dat het den toets der beoordeeling
ook in alle andere opzichten kan weerstaan. Daarom roep ik
hier maar Barlaeus te hulp en verbied eenvoudig op zijn
gezag alle kleingeestige vitterij. (Abesse jubeo minutiarum
anxios sectatores). Maar dit neemt niet weg dat ik van
harte hoop, dat mijn werk anderen zal aansporen het te
verbeteren en voort te zetten, want veel belangrijks ligt
nog in Huygens’ Momenta verscholen.
Voor hen, die met de Haagsche geschiedenis niet in
bijzonderheden vertrouwd zijn, heb ik met .welwillende