327 HET KORTENBOSCH. Beyeren Het terrein was evenals „den houte” het groote bosch heuvelachtig en onregelmatig begroeid. De geheele streek behoorde voor het grootste deel aan den Graaf, die van tijd tot tijd gedeelten daarvan verkocht en in erfpacht of aan gunstelingen in leen uitgaf. De eerste uitgifte van Kortenbosch tot een „erflien” had plaats in 1397 door hertog Albrecht van aan zijn kapelaan Pieter van den Zande. In den verleibrief werd. Pieter van den Zande „proost tot Coudeijt” toegestaan „om menigen trouwen dienst die heer Pieter voerscfeven ons ende onsen lieven zoon van Oistervant lange tij t gedaen heeft ende noch doen mach” dat het leen na zijn dood komen zoude aan „sinen outsten soen Willaem, den gruter.” Telkenmale als het op een anderen eigenaar overging, zou men het „verheerwaerden” met twee „capoenen.” In 1429 deed Willem van den Zande „den gruter” die geen deftig leenman voor het Beiersche huis was, afstand van Kortenbosch, waarop vrouw Jacob het opdroeg aan meester Jan Reyniersz. haar „medecyn”. Het perceel wordt nu eenigszins nauwkeuriger omschre ven als „dat Cortebosch gelegen westwaerts van der Hage bider Monicke hove ende oick drie morgen lants leggende an die zuytzijde.” Het Monnikenhove, ook wel „Papenhove” en daarna Pastoorswarande genoemd, was de woonplaats van den „Parochiepape” van den St. Jacob. Het grensde ten noord oosten aan Kortenbosch. In het oosten was Kortenbosch begrensd door „een wierande of bosschelken, dat gheheten is die oude boem- gaert” J) eveneens „bi der Monicke hoven” gelegen, terwijl t) Ic Willaem Janssoen van Dolre knape doe cont allen Inden dat ic vercoft hebbe heren Adam van Berwaerde ridder

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 343