HET KORTENBOSCH. 329 Noord Holland. nog buiten den Haag jonkvrouw Marie van Brederode bij over- 1) Diepenburg ging in 1526 over aan Minnen gehuwd met Joost bastaard van lijden van Joost van Minnen haar vader. Dit leen, bestaande uit „die hofstede ende wooninge” met 25 morgen land, was gelegen in Maasland in het ambacht van De Liere. Het bleef met Kortenbosch bijna een eeuw in éénzelfde hand vereenigd. In 1457 vond de laatste gemeenschappelijke opdracht plaats, terwijl bij de overdracht in 1469 alleen sprake is van Kortenbosch. Na kinderloos overlijden van Claes van Diepenburg was de naaste leenvolger diens neef Gerijt die Bruyne, priester. Met zijn goedvinden bleef het leen evenwel in het bezit van Joncvrouw Alijt van Zwieten Claeswijf van Diepenborch, tot een duary ende lijftocht hoir leven lang.” Uit den leenbrief blijkt dat Kortenbosch toen met een wal was omgeven, terwijl de ligging werd omschreven als „staende buten onsen dorpe van der Hage an dat Westeynde.” Na overlijden van Gerijt de Bruyne ging het leen over aan diens dochter „Joncvrouw Willem” en het kwam vervolgens door haar huwelijk met Gerijt Dever na haar overlijden in 1457 aan haar zoon Joost Dever. Van die oude bezitters van Kortenbosch is evenals van het leen zelf weinig te vertellen. Eerst na 1469 toen het overging in het geslacht van Assendelft, komen wij op meer bekend terrein. De eerste uit dit aanzienlijk geslacht die het leen bezat, was Jan van Assendelft, zoon van Dirk en Christina van Cralingen. Hij was raad van den Hertog van Bourgondie en tevens rentmeester generaal van Kortenbosch, hetwelk in die jaren

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 345