HET KORTENBOSCH. 337 Hoewel Fannius van zijn recht op de molenwerven afstand had gedaan, schijnt hij zich met die molens nog niet te best te hebben kunnen vereenigen, en hoewel hij van het geraas der draaiende wieken zelf geen hinder kan gehad hebben, bracht hij, om de molens te ruineeren, het middel in praktijk hetwelk Frederik de Groote een eeuw later op den historischen molen van Sanssouci zou toepassen De eigenaars kwamen in 1666 of 1667 in een request aan Schout, Burgemeesters en Regeerders, hiertegen op, zeggende „dat de heer Fannius eenigen tijt geleden heeft beginnen te planten eenigen eist dicht onder de moolewerff van de supplianten tot grootte hindernis van deselve mooie en nu voor wéynige dagen is voorgevallen dat den voorss. heer Cornelis Fannius heeft beginnen te planten eenige pootten dicht aen de werff die alleenlijck soude strecken om de gantsche moolen te ruineeren,” en dat hij bovendien „tegens wil ende danck van de sup plianten” een nieuw uitpad had doen maken over het molenwerf. De eigenaars van de molens werden in het gelijk gesteld en Fannius ontving den last zijn snooden toeleg te laten varen. Cornelis Fannius, volgens Jacob de Hennin „een stil, modest, neerstigh ende Godvruchtigh heer” was de man die in de geschiedenis van Kortenbosch de belang rijkste rol zou spelen. Hij wist niet alleen „allerlei quaestiën” waarin de laatste eigenaar het leen gewikkeld had tot een bevredigende oplossing te brengen, 2) maar hij bracht tevens den grond in exploitatie. t) De Zinrijke gedachten p. 36. 2) Zoo deed Frederik van Winden „fabrycq van ’s-Graven- hage” (stadsarchitect) aanspraken gelden op „thuys te Corten- bosch met de schuyr, put en twee uytpaden”, bewerende dat 22

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 355